Op zekere dag zeiden de leden van de profetengemeenschap tegen Elisa:
‘Het gebouw waarin wij met u wonen is te klein voor ons allen, zoals u ziet. Laten we naar de Jordaan gaan en daar boomstammen halen om een nieuw onderkomen te bouwen.’ ‘Ga je gang,’ zei Elisa. Maar een van de profeten zei:
‘Doet u ons een genoegen, heer, en ga met ons mee.’ ‘Goed,’ zei Elisa en hij ging met hen mee naar de Jordaan, waar ze bomen begonnen om te hakken. Terwijl ze daarmee bezig waren, schoot bij een van de profeten het ijzeren blad van zijn bijl los en viel in het water. ‘Wat nu, heer!’ riep hij uit. ‘Ik had hem te leen!’ ‘Waar is hij gevallen?’ vroeg de godsman. Nadat de man hem de plaats had aangewezen, sneed Elisa een twijg af en gooide die in het water, waarop het ijzer kwam bovendrijven. ‘Haal hem er maar uit,’ zei hij, en de man pakte het blad van de bijl weer uit het water.